Kinderopvang heeft drie functies. Een economisch functie, die we allemaal kennen, namelijk de mogelijkheid voor de ouders om te kunnen gaan werken, solliciteren, studeren,… Daarnaast is er de minder bekende sociale functie, die wordt verwezenlijkt door het feit dat onze dagprijzen volgens het inkomen berekend worden, maar ook door onze voorrangsgroepen en kijk op diversiteit. De functie die de laatste jaren steeds belangrijker geworden is in de kinderopvang is de pedagogische functie. We dragen deze functie binnen Wombat dan ook hoog in het vaandel. Kinderopvang is meer dan enkel het opvangen en verzorgen van het kind. Verzorging, fysieke en psychische veiligheid zijn basisvoorwaarden voor een kind om op verkenning te gaan en zich te ontwikkelen, maar we willen verder gaan dan dat. Kinderopvang in deze tijd draagt bij tot en stimuleert bewust de ontwikkeling van het kind.
In Wombat kiezen we voor een verticale leefgroep. Dit betekent dat kinderen van 0-3 jaar samenleven in één groep. Dit maakt het mogelijk om van elkaar te leren. De allerkleinsten worden uiteraard nog volledig verzorgd. Naarmate de kinderen ouder worden, worden ze gestimuleerd om zelf te proberen en exploreren. Op die manier willen we bijdragen aan de zelfredzaamheid van onze kinderen. Door de verticale structuur van de groep zien de kinderen leeftijdsgenootjes of oudere kinderen zelfstandig zijn en worden ze geprikkeld ‘het ook eens zelf te proberen’. Zelf met een lepel eten, flink slapen op een veldbedje, zelf de schoenen uit doen,… en natuurlijk zelf op het potje gaan.
Dit brengt ons bij het volgende punt, de zindelijkheid. Hoewel de maatschappelijk norm voor zindelijkheid 2,5 jaar is, is dit niet noodzakelijk de leeftijd waarop een kind klaar is om zindelijk te worden. Echter er zijn heel wat kinderen die rond deze leeftijd zindelijk worden. Dit proces speelt zich voor een groot stuk af in de kinderopvang. Een belangrijke waarde in ons kinderdagverblijf is het feit dat we geen kinderen dwingen om op het potje te gaan, ook niet wanneer dat wenselijk wordt om naar school te gaan. Wat doen we dan wel? We beginnen met gewenning aan het potje. Hiermee starten we wanneer het kind zelf interesse toont in het potje. De begeleidsters gaan het potje telkens aanbieden op momenten dat we het kindje gaan verluieren, we lezen boekjes over het potje,... Wanneer we merken dat er enkele droge pampers zijn, dat het kindje interesse toont in het potje en bereid is om op het potje te gaan, kan dit betekenen dat het kindje klaar is om de pamper uit te laten. We bespreken dit met de ouders zodat het thuis en in de kinderopvang hetzelfde gaat. Wanneer het kindje (opnieuw) weigert om op het potje te gaan dan stoppen we met de zindelijkheidstraining en proberen we later opnieuw.
Het spreekt voor zich dat kinderen hun sociale vaardigheden oefenen wanneer ze met de andere kinderen spelen in de leefgroep. Ze gaan contacten leggen met anderen, strijden om een loopfietsje, sluiten compromissen, leren omgaan met verschillen,... De begeleidsters ondersteunen de kinderen hierin zonder te veel te sturen. Op deze manier kunnen ze hier veel uit leren. Tegen dat de kinderen naar school kunnen gaan zijn er al echte vriendschappen gesloten.
Tot slot zijn onze begeleidsters getraind om aangepaste activiteiten te doen voor alle leeftijden. Ze stimuleren de kinderen op de verschillende ontwikkelingsgebieden. Ze zingen liedjes voor de taalontwikkeling, knutselen, spelen buiten voor de motorische ontwikkeling, lezen verhaaltjes, maken puzzels voor de mentale ontwikkeling,… enz.
Kortom, kinderopvang is meer dan opvang!